De genietmachine
Hans Warren schreef in de PZC: ‘Op zijn best is hij misschien bij het ophalen van zijn jeugdherinneringen. Dat is een nogal sleets en daardoor hachelijk genre. Maar hij weet te laveren tussen al te zwijmelende nostalgie én al te grote afstandelijkheid. Zijn herinneringen aan Vlissingen zijn niet te bitter, maar ook niet te zoet. Hij voelt, schrijft hij ergens “de liefde en de vijandigheid” van de kleine stad met de grootse zeeboulevard. Andersom is er sprake van even gemengde gevoelens. Hij schildert Vlissingen af als een “toevallig provinciestadje aan het einde van de wereld”, maar tegelijk is het voor hem ook de navel van de aarde. Hij en zijn vrienden hopen zo snel mogelijk te verdwijnen: “We willen er alleen maar weg, voor het van de rand af stort, de diepte in, voor het te laat is, voor we wegrotten van verveling.” Maar Vlissingen, heel de omgeving, blijft ook trekken. In een passage uit ‘Armagideon time’ (waarin een schoolvriend doordat hij voor zijn eindexamen zakt nog een jaar in de stad moet blijven en dan zelfmoord pleegt) schrijft hij bijna lyrisch over een zonsopgang die hij bekijkt vanaf de top van een Walchers duin: “Dan draai ik me om, ga zitten in het vochtige zand en kijk uit over mijn eiland.”’
Rob van Erkelens schreef in de Groene Amsterdammer: ‘… Nu zeggen achterplatten heel vaak dat ‘verwondering, en vervreemding, verbazing en melancholiek verlangen’ elkaar afwisselen in een boek, maar in het geval van De genietmachine is het geen grootspraak. Verbeelding wordt werkelijkheid, de realiteit blijkt nu en dan bedrieglijk. De lezer gaat met de verteller mee door een wereld die eerst een sprookje lijkt, en dan juist weer uiterst alledaags. Veel sfeer, en veel sfeerbeschrijvingen. Het licht krijgt veel aandacht, de blik, het kijken.’
Lees hieronder een van de verhalen:
De heuvel
De heuvelKomeet, kom eet, de pap staat gereed. De soep staat te koken. De ham hangt te roken....